In de loop der jaren dat ik de Schrift heb bestudeerd, ben ik tot het besef gekomen dat iedereen die de Bijbel serieus bestudeert, onvermijdelijk te maken krijgt met de spanning tussen het Oude en het Nieuwe Testament. Soms subtiel, soms expliciet.
Als onderzoeker van de Schrift is het niet mijn missie om religieuze standpunten in te nemen, maar om te begrijpen en bloot te leggen wat de Bijbeltekst zelf onthult over de continuïteit en de breuk tussen de twee grote bouwstenen: het Oude en het Nieuwe Testament.
Vanaf het begin zien we een structurele harmonie tussen de testamenten. Beide delen karakters, profetieën en fundamentele principes over God, gerechtigheid, zonde en verlossing.
Het is echter ook duidelijk dat er wrijvingspunten zijn, en deze verschillen worden al eeuwenlang besproken door theologen, historici en Bijbelgeleerden.
De Concordanties: een lijn van continuïteit
Laten we beginnen met de concordanties. Zowel het Oude als het Nieuwe Testament bevestigen de soevereiniteit van één God, schepper van hemel en aarde (Genesis 1:1; Johannes 1:1-3).
Het idee dat God rechtvaardig en heilig is en heiligheid van mensen eist, is constant. In Leviticus 19:2 lezen we: “Wees heilig, want Ik, de Heer, uw God, ben heilig”Petrus herhaalt ditzelfde gebod in het Nieuwe Testament in 1 Petrus 1:16.
Een ander punt van overeenkomst is de centrale rol van de belofte van verlossing. Van Genesis 3:15, waar beloofd wordt dat "het zaad van de vrouw de kop van de slang zal vermorzelen", tot Johannes 3:16, waar staat dat "God de wereld zo liefhad dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft", loopt er een rode draad van Messiaanse hoop door.
Bovendien wordt de ethiek van de Tien Geboden, gegeven op de Sinaï (Exodus 20), versterkt in het Nieuwe Testament. Toen Jezus werd gevraagd naar het grootste gebod, antwoordde hij op basis van de Thora: heb God lief boven alles (Deuteronomium 6:5) en je naaste als jezelf (Leviticus 19:18). Matteüs 22:37-40 laat zien hoe de Meester de Wet niet kwam afschaffen, maar deze samenvatte in liefde.
De meningsverschillen: breuken en herinterpretaties
Ondanks deze structurele harmonie bestaan er duidelijke theologische en praktische meningsverschillen. Een klassiek voorbeeld is het offersysteem.
Het Oude Testament beschrijft een complex systeem van offers om zonden te verzoenen (Leviticus 1-7), maar het Nieuwe Testament presenteert Jezus als de “Lam van God, dat de zonde van de wereld wegneemt” (Johannes 1:29).
In Hebreeën 10:4 lezen we: “Want het is onmogelijk dat het bloed van stieren en bokken de zonden wegneemt.”, een direct argument tegen de eeuwige doeltreffendheid van de Mozaïsche offers.
Een ander breekpunt is de besnijdenis. In het Oude Testament was de besnijdenis het teken van het verbond tussen God en zijn volk (Genesis 17:10-14).
In Galaten 5:6 verklaart Paulus echter: ‘In Christus Jezus heeft noch besnijdenis, noch onbesnedenheid enige waarde, maar het geloof, werkzaam door de liefde.’ Hier wordt de identiteit van Gods volk niet opnieuw gedefinieerd door uiterlijke tekenen, maar door geloof.
Ook de behandeling van ceremoniële en dieetvoorschriften verschilt. In het Oude Testament bepaalden verschillende wetten wat rein en onrein was voor consumptie (Leviticus 11).
Jezus zegt echter in Marcus 7:18-19 dat “Er is niets buiten de mens dat in hem komt, dat hem kan verontreinigen; maar de dingen die uit hem komen, die verontreinigen de mens.”, en Markus voegt eraan toe: ‘Hij verklaarde dus alle spijzen rein.’ Wat ooit een kwestie van de wet was, wordt nu geïnterpreteerd als een kwestie van het hart.
Breuken die wijzen op een groter doel
Zelfs in zijn meningsverschillen presenteert het Nieuwe Testament zich vaak als de vervulling van het Oude. In Matteüs 5:17 zegt Jezus: Denk niet dat Ik gekomen ben om de Wet of de Profeten te ontbinden. Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen. Het idee hier is er een van volheid, niet van tegenstelling.
Het is alsof het oude verbond een afschaduwing is van wat er in het nieuwe verbond werkelijkheid zal worden.
Toen ik de brieven van Paulus bestudeerde, merkte ik dat Paulus de Wet vaak interpreteert als pedagogisch, als een ‘leermeester’ die naar Christus leidt (Galaten 3:24-25).
Met de komst van Christus wordt het doel van de Wet vervuld en verliest de normatieve functie ervan haar oorspronkelijke kracht. Rechtvaardiging, die voorheen verbonden was met gehoorzaamheid aan de Wet, vindt nu plaats door geloof (Romeinen 3:28).
Conclusie: progressieve harmonie of theologische tegenstrijdigheid?
Als onderzoeker zie ik dat het antwoord afhangt van het gekozen perspectief. Als we de Bijbel als een organisch geheel lezen, zien we een narratieve en theologische ontwikkeling waarin het Nieuwe Testament het Oude niet tegenspreekt, maar het interpreteert in het licht van de komst van Jezus.
Als we de teksten daarentegen isoleren, worden sommige tegenstrijdigheden duidelijk en zijn ze moeilijk te verenigen.
Uiteindelijk kan de relatie tussen het Oude en het Nieuwe Testament worden beschreven als een relatie van belofte en vervulling, schaduw en werkelijkheid, fundament en bouwwerk.
De spanning blijft – en misschien is het juist deze spanning die de studie van de Schrift zo fascinerend en essentieel maakt. Als iemand die niet alleen wil geloven, maar ook wil begrijpen, blijf ik dit rijke en soms paradoxale terrein verkennen.